Het Hooggerechtshof van Catalonië verklaarde de ontslag van een vrachtwagenchauffeur nietig. Twee dagen nadat hij een hartaanval had gehad, kreeg hij van het bedrijf te horen dat hij was ontslagen, zogenaamd omdat hij de proeftijd niet had doorstaan. Als gevolg van de hartaanval was de werknemer tijdelijk arbeidsongeschikt geraakt en was hij op het moment van het ontslag met ziekteverlof.
Deze werknemer werkte sinds 24 februari 2023 voor het bedrijf als chauffeur-monteur en verdiende een dagloon van 51,36 euro. Een jaar later, op 26 februari 2024, kreeg hij een hartaanval, waardoor hij met spoed in het ziekenhuis moest worden behandeld. Diezelfde dag begon hij met ziekteverlof en de volgende dag liet zijn vrouw het bedrijf weten dat haar man niet naar zijn werk kon komen vanwege de hartaanval en het ziekteverlof dat hij was begonnen.
De volgende dag, op 28 februari, deelde het bedrijf de werknemer per e-mail mee dat hij was ontslagen, met ingang van 25 februari. Volgens het bedrijf had hij de proeftijd niet doorstaan.
De werknemer vecht het ontslag aan en krijgt gelijk
Omdat hij het niet eens was met zijn ontslag, besloot deze vrachtwagenchauffeur het bedrijf aan te klagen. De sociale rechtbank nr. 1 van Girona heeft zijn vordering volledig toegewezen. De rechtbank verklaarde het ontslag nietig, waardoor het bedrijf hem moest herplaatsen in zijn functie, onder dezelfde voorwaarden, hem het loon tijdens de procedure moest betalen (wat hij zou hebben verdiend tijdens de periode dat hij was ontslagen) en hem een schadevergoeding van 8.000 euro moest betalen.
Hoewel hij het proces tegen het bedrijf had gewonnen, besloot hij echter in beroep te gaan, met de bedoeling dat een hoger dagloon van 124,02 euro of subsidiair 62,01 euro zou worden vastgesteld. Op die manier zou hij meer geld kunnen ontvangen via de betaling van de loonkosten.
Het Hooggerechtshof van Catalonië bevestigt de nietigheid van het ontslag, maar verhoogt het dagloon niet
Het Hooggerechtshof van Catalonië wees het beroep van de werknemer af en bevestigde het vonnis van de rechtbank volledig. Het bevestigde daarmee de nietigheid van het ontslag, maar weigerde het dagloon te verhogen zoals de vrachtwagenchauffeur had gevraagd.
Het hof wees erop dat het beroep een buitengewoon rechtsmiddel is dat hoofdzakelijk bedoeld is voor de beslechting van rechtsvragen en dat de herziening van bewezen feiten niet als enige grond voor beroep kan worden aangevoerd. Het hof constateerde dan ook een vormfout in de opstelling van het beroep, aangezien het vereist is om de regels of jurisprudentie te citeren die als geschonden worden beschouwd, de relevantie van de motieven te motiveren en de te wijzigen feiten te identificeren met een uitdrukkelijke verwijzing naar documenten of deskundigenrapporten.
Het beroep van de werknemer bleef echter beperkt tot een reeks argumenten die blijk gaven van onenigheid, zonder dat aan deze eisen voldoende werd voldaan en zonder juridische argumenten voor de geschonden regels. Daarom bleven het ontslag ongeldig, de herplaatsing, de betaling van de loonkosten met inachtneming van het dagloon van 51,36 euro en de schadevergoeding van 8.000 euro gehandhaafd.